« terug naar vorige pagina

Vijf feiten

Via het LSP kunnen zorgverleners, zoals een waarnemend huisarts of apotheek actuele medische gegevens van hun patiënten opvragen. Zo krijgen ze snel een goed beeld van de patiënt en kunnen ze de juiste zorg bieden.

Omdat over het LSP veel misverstanden bestaan, zetten we vijf feiten over het LSP hier op een rij.

Feit 1: Het LSP is goed beveiligd

Het LSP voldoet aan strenge beveiligingseisen. Alleen huisartsen, huisartsenposten, apotheken en ziekenhuizen die voldoen aan deze eisen, kunnen zich aansluiten op het LSP.
Huisartsenpraktijk Balans voldoet aan alle eisen. Iedere zorgverlener identificeert zich met een persoonlijke pas op naam en een unieke pincode. Op zowel het LSP als alle acties die hierin plaatsvinden, is nauwlettend toezicht. Er wordt vastgelegd welke gegevens zijn opgevraagd en door wie om te kunnen controleren of zorgverleners rechtmatig gegevens hebben opgevraagd. Als zij daartoe niet gerechtigd blijken te zijn, is het aan de toezichthouders College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) of de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om daar tegen op te treden.

Feit 2: Het LSP is geen centrale database

In het LSP worden geen medische gegevens opgeslagen. Het is dus geen centrale database, maar een netwerk waarmee zorgverleners gegevens kunnen uitwisselen. Na toestemming van de patiënt meldt de eigen huisarts en/of apotheek het burgerservicenummer (BSN) aan bij dit netwerk. Als het nodig is voor de behandeling, kunnen andere zorgverleners met het BSN via het LSP medische gegevens van de patiënt opvragen.

Alleen het BSN wordt opgeslagen in het LSP. De gegevens zelf worden dus niet opgeslagen in het LSP, maar blijven in het computersysteem van de eigen huisarts of apotheek.

Feit 3: Het LSP is niet hetzelfde als het landelijk EPD

Toen de Eerste Kamer het wetsvoorstel EPD verwierp, hebben de VZVZ (en daarmee de koepelorganisaties van huisartsen, apotheken en ziekenhuizen) en de patiëntenfederatie NPCF gewerkt aan een doorstart. Hierbij zijn de bezwaren tegen het systeem meegenomen. Dat leidde onder meer tot de volgende aanpassingen:

De toestemming voor het beschikbaar stellen van medische gegevens verloopt niet meer automatisch. Patiënten moeten deze toestemming zelf aan iedere zorgverlener apart geven (ook wel ‘opt-in’ genoemd).

Vanaf april 2013 wisselen zorgverleners die gebruik maken van het LSP niet meer landelijk maar regionaal gegevens uit. In de praktijk betekent dit, dat huisartsenposten gegevens uitwisselen met de huisartsen in de regio. En dat apotheken gegevens kunnen uitwisselen met andere apotheken, ziekenhuizen en huisartsenposten in de omgeving. Voor ziekenhuizen is met het oog op patiëntveiligheid een uitzondering gemaakt. Zij hebben patiënten uit meerdere regio’s en kunnen daarom met meerdere regio’s gegevens uitwisselen. 

Patiënten hebben de mogelijkheid zelf elektronisch in te zien wie hun gegevens beschikbaar heeft gesteld en wie hun gegevens heeft opgevraagd. Dat kan eventueel ook door het invullen van een formulier.

Feit 4: Artsen en apotheken verdienen niets aan het LSP

Voor elke patiënt die toestemming geeft voor deelname aan het LSP, ontvangen huisartsen en apotheken een vergoeding van enkele dubbeltjes. Dit is een beperkte bijdrage in de kosten die ze maken om patiënten te informeren, de toestemming te verwerken in het dossier en dit dossier aan te melden bij het LSP. 

Feit 5: Zorgverleners zijn niet verplicht het LSP te gebruiken

Huisartsen, apotheken, huisartsenposten en ziekenhuizen gebruiken het LSP op vrijwillige basis. Het maakt voor de contracten met een zorgverzekeraar niet uit of een zorgverlener wel of niet is aangesloten op het LSP.